Blogger – deel 2
Doorgaans roepen antwoorden nieuwe vragen op. Toen ik in aanloop naar mijn vijftigste verjaardag ging terugblikken op het gezin, waarin ik was grootgebracht, weekte dat wel veel herinneringen los, maar het gaf me niet de rust die ik erin zocht. Sterker nog, meer en meer kreeg ik het gevoel dat er in mijn leven iets fundamenteel fout zat, dat ik mijn bestaan op drijfzand gebouwd had of dat ik ieder moment door het ijs kon zakken. Er hing dreiging in de lucht en ik wist bijna zeker dat het niet goed zou aflopen. Maar wat dan precies niet?
De crisis kwam in de vorm van het onverwachte overlijden van mijn zus en kort daarop mijn moeder. Mijn onrust werd somberheid, maar gelukkig was ik ontvankelijk voor hulp en een jaar later zat ik tegenover een psychotherapeut. Ik werd onderworpen aan psychologische tests en werd uitgenodigd om te praten, en nog eens te praten. Waar wil je het vandaag over hebben? Waarom denk je dat? Denk je dat die aanname klopt?
Axioma’s sneuvelden, mijn leven ging overhoop en in de chaos zocht ik naar houvast. Die vond ik niet in mijn zeefdrukken, de kleuren daarvan werden zwart, paars en donkerblauw en mijn inspiratie trok zich terug. Terugdenkend aan de motivaties bij die Top-50 zag ik de eerste nuanceringen al en besloot een nieuwe poging te wagen, ditmaal zo eerlijk mogelijk, zonder filter en zonder mededogen. Maar alleen voor mijzelf, de vuile was kon nog steeds niet naar buiten.
Mijn autobiografie was een zoektocht naar mijzelf, tegen de achtergrond van de liedjes en de songteksten die ik vanaf mijn kleuterjaren met mij meedroeg. Muziek was blijkbaar altijd al een vluchtheuvel geweest, zonder het me te beseffen zocht ik hier herkenning en vond ik er troost.
He’s a real nowhere man,
sitting in his nowhere land,
making all his nowhere plans for nobody.
Doesn’t have a point of view,
knows not where he’s going to.
Isn’t he a bit like you and me?
Al schrijvende ging ik inzien dat ik in alle teksten, die in mijn hoofd opgeslagen waren, emoties herkend had die thuis niet beschikbaar waren. Hierdoor had ik een onbestemd gevoel van verwaarlozing meegekregen en in muziek had ik mijn compensatie gevonden. Het was de hoogste tijd dat deze geleende muzikale emoties plaats gingen maken voor authentiek gevoel, en door ze te beschrijven kon ik ze laten gaan. Ik had ze niet langer nodig.
Misschien is dat laatste te kort door de bocht, want de behoefte om mijn verleden in woorden te vangen blijft aanwezig. Het kan altijd beter, er zijn altijd andere invalshoeken. Soms denk ik dat het beschrijven ervan werkt als een boemerang, of dat mijn woorden zijn als postduiven, die altijd weer hun weg naar huis terugvinden. Dat maakt mij wel een erg beperkte schrijver, en daarom was ik erg blij met de woorden van Franca Treure in het dagblad Trouw van vorige week zaterdag.
Van sommige schrijvers wordt gezegd dat ze maar één thema hebben. Dat is vaak onterecht, het is eerder dat hun werk altijd een spoor achterlaat naar dat ene. Hoe kan iemand dan steeds iets nieuws maken van steeds dezelfde oude kost? Dat kan omdat de schrijver ouder wordt, en er telkens andere vragen boven komen. En soms omdat bepaalde betrokkenen overlijden en zij of hij zich vrijer voelt.
Maar mag ik mezelf wel schrijver noemen? Natuurlijk, het is geen gereglementeerd beroep en zonder titelbescherming kan iedereen zich zo noemen. Volgens het ene woordenboek is een schrijver iemand, die er zijn werk van maakt of de gave heeft boeken te schrijven, een ander woordenboek heeft het over het produceren van vooral literaire of wetenschappelijke teksten. Voorlopig blijf ik daar dus maar voorzichtig in, ik schrijf, maar ben nog lang geen schrijver.
Misschien is dit uiteindelijk wel het verhaal van mijn leven. Ik ben zoon, maar heb geen ouders meer. Ik studeerde, maar voelde me nooit student. Ik gaf les, maar werd geen leraar. Ik schrijf, maar ben geen schrijver. Ik speel rollen waar ik weliswaar mijn hart in leg, maar mijn ziel verkoop ik er niet aan. Ik teken graag, maar ben geen tekenaar. Ik probeer te schilderen, maar ben geen kunstenaar. Net als Karel Appel doe ik maar wat, maar wel op ander niveau dan hij. Net als Multatuli wil ik gelezen worden, maar ik denk niet dat ik ooit in druk ga verschijnen.
Een blogger ben ik wel, ik schrijf korte verhalen en die plaats ik op mijn site. Ik laat me in mijn ziel kijken en het tonen van mijn kwetsbaarheid heeft me sterker gemaakt. Mijn thema’s mogen beperkt zijn, al mijn rollen speel ik met verve. En dus ga ik net zolang door met schrijven totdat alle was schoon, of alle wasverzachter op is.
Dit blog is onderdeel van een tweeluik. Het nummer ‘Nowhere man’ staat op de elpee ‘Rubber Soul’ van de Beatles (1965). Het citaat van Franca Treur komt uit Trouw (15 februari 2020).
Heb je ‘mijn vaders hand’ van Bart Chabot gelezen? Indrukwekkend en het raakt randen van jouw ervaringen.
Toevallig (?) heb ik vorige week vrijdag het boek op Rotterdam Airport gekocht en ik heb het in één adem uitgelezen. Ik denk dat Bart het een stuk zwaarder gehad heeft dan ik, maar op het terrein van emotionele verwaarlozing kunnen we elkaar de hand schudden. Onze eigen hand.
Deze blogs zetten mij toch aan het denken hoewel ik je redelijk goed en lang dacht te kennen. Het geschreven woord heeft vele betekenissen, doet velen goed en geeft zin aan jezelf en aan anderen. Ook aan mij.
Arjen Hazelebach.
Natuurlijk ken je me al lang en redelijk goed, maar ik denk dat iedereen kanten heeft die niet onmiddellijk voor zijn omgeving zichtbaar zijn. Zelfs ik ken mezelf niet door en door, maar door dit schrijven kom ik er wel steeds meer achter welke kanten ik nog meer heb. We kunnen het er bij gelegenheid nog wel eens over hebben.
Fijn dat je meeleest!