Chansons!

Blog

     0

Voor mijn gevoel waren ze een relikwie van de jaren vijftig en werden ze door de Beatles weggevaagd: Franse chansons. De sfeer van Montmartre en Saint-Germain-des-Prés, Juliette Gréco, Gauloises, zwarte koltruien, visnetten, druipkaarsen en die eeuwige accordeon probeerden nog vast te houden aan Parijs als het culturele centrum van de wereld, maar Londen en Liverpool waren de Lichtstad snel aan het inhalen.

Edith Piaf en Charles Aznavour (Karel Hondenvoer voor Rotterdammers) kwamen er bij mij niet in, Les Compagnons de la Chançons, George Brassens of Yves Montand bleven namen zonder klank. Als het geen beatmuziek was, hoefde het voor mij niet.

Die Franse taal hielp natuurlijk ook niet. Ik heb er nooit echt een vinger achter kunnen krijgen. Zou het gekomen zijn door meneer Steens, mijn leraar Frans die er geen begrip voor had dat ik in de vijfde en zesde klas van de lagere school Engels in plaats van zijn favoriete taal had gekregen? Ik liep hierdoor van meet af aan achter en dit werd als mijn eigen schuld beschouwd. Terwijl ik nog naarstig naar het sommetje zocht om in het Frans zesennegentig te kunnen zeggen (viermaal twintig plus zestien = quatre-vingt-seize)), hoorde ik zijn sarcastische stem al zeggen: Bedenk het wel, de tijd gaat snel: straks gaat de bel.

Of was het Frans dat wij leerden een beetje te academisch en sloten onze woordenlijsten niet aan bij de taal van de chansons?

Heel even had het toch nog goed kunnen komen, dankzij Françoise Hardy op het Grand Gala du Disque van 1963. Tous les garçons et les filles, en welke jongen was er niet op slag verliefd op haar? Ik in ieder geval wel, maar wat moet je als tienjarige met dat nieuwe gevoel? De korte flirt was snel voorbij, de warme herinnering bleef maar opende niet de poort naar meer francofilie.

Daarom keek ik met verbazing naar het televisieprogramma Chansons! van Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, jaren jonger dan ik en duidelijk niet van de generatie van Swinging London en Carnaby Street. Waarschijnlijk konden zij in de jaren zeventig de verzamelelpee Vive la France (Alle grote Franse successen) beter waarderen dan ik, op het moment dat punkmuziek afrekende met de Eagles en de andere muzikale cocaïnecowboys uit Californië, net zoals de Beatles dat met het chanson hadden gedaan. Als ik me dit toen gerealiseerd had, was mijn verbazing over Van Nieuwkerk en Kemps waarschijnlijk een stuk kleiner geweest.

Te midden van beatmuziek en psychedelica wist het Franse chanson mij in 1966 toch nog éénmaal te raken. Ik logeerde in Harlingen, werd dertien jaar en kreeg van ooms en tantes geld. Bij muziekwinkel Roukema op de Kleine Breede Plaats kocht ik niet Sunny afternoon van de Kinks of The life I live van Q65, maar La poupée qui fait non van Michel Polnareff. Twee keer zelfs, want ik kwam er al snel achter dat vinyl in de zon kromtrekt, de vensterbank van mijn tante bleek ‘s middags zonovergoten. De single heb ik nog steeds en af toe draai ik hem weer. Nee, Michel Polnareff was geen vergissing, als ik weer wil voelen hoe het was om dertien jaar te worden hoef ik niet veel moeite te doen. Het intro, waarvan ik dacht dat het een rammelend gitaartje was, bleek achteraf ingespeeld te zijn door niemand minder dan Jimmy Page, dus het zal wel zo de bedoeling geweest zijn. Sindsdien hoort het erbij, als een onvervalst echtheidskenmerk.

Een verliefde zanger en een meisje dat maar nee blijft zeggen omdat niemand haar geleerd heeft dat je ook ja kunt zeggen, zover ging mijn Frans nog net. Tevergeefs hoopte ik hierna op een doorbraak bij het vak met een vaste onvoldoende op mijn rapport. Het zou er pas twee jaar later van komen, toen ik alleen nog maar Franse teksten in het Nederlands moest omzetten. Spelen met mijn eigen taal ging me een stuk beter af en ik werd een kei in taalgebruik, dat kon verhullen dat ik niet precies wist waar de klepel hing. Aan het vertalen van Je t’aime … moi non plus van Jane Birkin en Serge Gainsbourg ben ik toen maar niet eens begonnen, de context was duidelijk genoeg. In het begrijpen daarvan was ik beter dan in la langue française zelf.

Natuurlijk zijn er gedurende mijn vele kampeervakanties in Frankrijk wel wat zomerhits blijven hangen, maar de meeste waren meer van een Snollebollekes-gehalte dan dat het serieuze Franse chansons waren. Arriba DJ Group bijvoorbeeld, met On n’est pas fatigués, of Tomber la chemise van Zebda, muziek uit de banlieue. Campingvreugde met een glaasje rosé en een leuk dansje erbij, zonder een zweem van melancholie of liefdesverdriet, en in oktober alweer vergeten. Dat geldt niet voor het mooiste Franse chanson van de jaren tachtig: Joe le taxi van Vanessa Paradis. Ik ben benieuwd of dit nummer aandacht krijgt in het zojuist aangekondigde tweede seizoen van Chansons!, naast natuurlijk Michel Polnareff. Ik wil wel even lijstduwer zijn.

 

 

Print Friendly, PDF & Email

Post-navigatie:




Wat je niet wil missen:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

%d bloggers liken dit: