Dwaalgast

Zonder bril kon hij nog net het rode cijfer vijf herkennen. Was het de mug, die hem deed ontwaken, of waren de buren zojuist vertrokken naar hun vakantieadres? Hij voelde dat zijn kussen nat was van het transpiratievocht en draaide het om. Naast hem lag zijn vrouw te slapen, en zij ademde zwaar. Hij begreep zo wel dat zij af en toe last had van zijn snurken.
Het was zaterdagochtend en hij was wakker. Nog even probeerde hij of met zijn benen boven het warme dekbed weer in zou slapen, maar eigenlijk wist hij wel beter. In zijn hoofd deden de gedachten een rondedansje en ervaring had hem geleerd dat dit proberen te beteugelen zinloos was. Hij kon ze beter de vrije loop laten, in de hoop dat ze zouden verdwalen en de weg terug vergaten. Kortom, hij gaf zich over aan dagdromen.
Hij liet de afgelopen week de revue te laten passeren, maar werd hierbij afgeleid door vogelgeluiden die bij de vroege ochtend hoorden. De vogelplaatjes van vroeger hadden hem wel geleerd hoe zij eruitzagen, maar welk geluid bij welk plaatje hoorde was van een andere orde. Het krassen van de kraai, die al jarenlang zijn nest had in een grote plataan voor het huis, was makkelijk te herkennen. Ook had hij geen moeite om het geschreeuw van de bazige nijlganzen en het geschetter van de irritante eksters te duiden, maar het getjilp van kleinere vogels bleef voor hem anoniem. Het waren in ieder geval geen mussen, want die hadden de buurt verlaten.
De opgezette vogels in het muf ruikende Natuurhistorisch Museum, dat hij de afgelopen week met zijn kleindochter bezocht had, hadden hem doen denken aan zijn oude leraar biologie en aan het al even muffe lokaal, waar hij tussen embryo’s op sterk water en geprepareerde fauna af en toe zijn brood had moeten opeten. Het museum was eigenlijk een combinatie van uit de hand gelopen verzamelingen, die ongeïnteresseerde erfgenamen zo snel mogelijk van de hand gedaan hadden, en eigentijds milieubewustzijn, samengebracht in een statige villa. Hij was blij dat zijn kleindochter de opgezette tijger mooi had gevonden en de dromedaris aaibaar, want na de broedende zwaan op het nest van plastic afval was hij afgehaakt. Na de verhalen van de domino-mus, doodgeschoten omdat zij aan de vooravond van Domino Day 23.000 dominosteentjes had omgegooid en de McFlurry-egel, gestikt in een ijsbekertje, had hij geen behoefte meer gehad aan nog meer biodiversiteit.
Even dacht hij, dat hij vergeten was de bak met PMD-afval aan de straat te zetten, en dat hij daarom wakker geworden was. Maar nee, dat was gisteren en hij dacht aan de komende avonden. Zijn vrouw moest werken, zou er iets op de televisie zijn? Zaterdagavond betekende vooral zingende en lachende bekende Nederlanders, die in wedstrijdjes tegen elkaar hun bekendheid in stand hielden. Van zoveel ingeblikte gezelligheid kon hij erg ongezellig worden, hij hoopte op een goede detective. Liever een patholoog-anatoom dan alweer een zanger uit Volendam.
Natuurlijk, Zomergasten begon zondagavond weer. Dat ging hij waarschijnlijk niet volhouden, een avond lang trage televisie. Maar het format intrigeerde hem wel, omdat hij zo lekker kon mijmeren over zijn eigen invulling van zo’n televisieavond. Wat zou hij willen laten zien, had hij eigenlijk wel een boodschap voor de kijkers? Waarschijnlijk was de vraag wat hij zelf zou willen zien makkelijker te beantwoorden en hij dagdroomde verder. Iets uit Van Oekel’s Discohoek misschien? Of Het Grote Gebeuren, het door Jaap Drupsteen vormgegeven apocalyptische verhaal van Belcampo?
Misschien toch een thema, over plastic bijvoorbeeld? Dan was dat museumbezoek toch nog ergens goed voor geweest. Hij kon zich niet meer voorstellen dat hij geboren was in een wereld zonder plastic, met vleeswaren in papieren zakjes en melk in glazen flessen. Hij had zich vermaakt met speelgoed van blik of van hout, maar bouwde later ook graag met legosteentjes, misschien wel zijn eerste kennismaking met de mogelijkheden van plastic. Kende hij eigenlijk liedjes over plastic? Natuurlijk: Plastic people van Frank Zappa, Plastic fantastic lover van Jefferson Airplane, Plastic man van de Kinks, de opblaaspop uit In every dream home a heartache van Roxy Music. Zijn ogen werden zwaar van al deze mogelijkheden. Hij trok het dekbed weer over zich heen en zakte langzaam weg.
In het zonlicht waren de cijfers op de wekker moeilijk te lezen. Het horloge op het nachtkastje zei dat het halftien was, tijd om op te staan. Hij was dus toch weer in slaap gevallen, realiseerde hij zich. Dat betekende dat het wel even zou duren voor hij echt weer fit en scherp zou zijn, want na zo’n onderbreking van zijn slaap werd hij doorgaans suf wakker. Het duurde dan wel even voor hij de nacht van zich af kon schudden. Het laatste uur had hij gedroomd dat hij twee schilderijen aan het maken was, maar zelfs in de droom zag hij dat het resultaat slecht was. Iemand had hem ooit gezegd dat acrylverf niet meer was dan vloeibaar plastic, en het leek wel of hij plastic soep geschilderd had.