Over ziek zijn (6): Fruitmand
Waar is hij gebleven, de fruitmand voor de zieke? Is hij tegelijkertijd met de afname van het aantal zelfstandige groenteboeren verdwenen, verdrongen door de versafdeling van de supermarkt? Zo’n mand was de ultieme bevestiging van het ziek zijn, waarin naast medicijnen vooral vitamine C verbetering moest brengen. Een platte rieten schaal of een kartonnen bak met een oplopende en gegolfde achterkant, veel synthetisch houtwol in geel of rood met daar bovenop vers fruit gedrapeerd, een paar walnoten en soms een flesje jus d’orange. Het geheel was verpakt in helder cellofaan, met een naamsticker van de groenteman die de schaal had samengesteld.
Was vers fruit duur? Een luxeproduct? Zeker, zo’n grote handsinaasappel lag niet dagelijks op de fruitschaal en druiven waren iets bijzonders, maar de charme van de fruitmand lag hem toch vooral in de verscheidenheid, in de overdaad aan keuzemogelijkheden. Geen fruitschaal vol met appels of sinaasappels die eerst allemaal op moesten, nee, gewoon nemen waar je trek in had. Een banaan, een perzik of een sappige peer, twee mandarijntjes of toch maar eerst die handsinaasappel? De bijzondere aandacht die de fruitschaal jou gaf deed je je al een beetje beter voelen.
Om de hoek van de lagere school zat zo’n groenteboer. In een kleine etalage stonden wat fruitmanden uitgestald, als showmodel of voor de losse verkoop; waarschijnlijk beide, want fruit is bederfelijk. Tussen die manden stonden blikjes fruit en ronde, smalle en hoge potjes met olijven, met witte amandelen erin of iets roods, en die olijven intrigeerden mij. Ik had ze nog nooit geproefd en dat zou ook nog jaren gaan duren. Thuis triomfeerde namelijk nog de Hollandse pot, met op zaterdag heel af en toe een voorzichtige opening naar een bordje macaroni, omdat dat zo makkelijk was op een vrije dag. Maar mijn vader hield daar niet van, hij wilde toch vooral aardappels en een stevig stuk vlees op zijn bord. Pas toen we naar een nieuwbouwwijk verhuisd waren en Indische buren kregen, die ons af en toe wat lieten proeven van hun culturele achtergrond, veranderde hij en gingen we zelfs af en toe naar de Chinees.
De olijven moesten wachten op de artikelen van Wina Born, die in de jaren zeventig verschenen in de Margriet en kwamen samen met de sherry het huis in, om verjaardagsfeestjes een moderne draai te geven. Ze smaakten vreemd maar intrigerend, en in ieder geval beter dan het uitgekauwde plakje leverworst of het blokje kaas met een zilveruitje of een blokje gember.
Een bosje bloemen als verjaardagscadeau was nog niet gangbaar, een doos bonbons of rumbonen zetten de toon. Dure dozen chocolade werden trouwens soms snel weggezet om door te geven aan een volgende jarige. Bloemen stonden er überhaupt weinig in de woonkamer. Een zilveren vaasje met een paar fresia’s en een takje asparagus of een spijkerbolletje met wat kleine anjers, op de vensterbank hooguit een cyclaam, een Chinese roos of een pantoffelplantje, natuurlijk in een bijpassende sfeervolle bloempot.
Nee, voor mij geen fruitmanden. Het enige fruit dat ik de afgelopen maanden heb gekregen zijn smoothies van mijn oudste dochter en de doosjes frambozen die mijn kleinzoon Joe iedere keer voor me meeneemt. Sinds het eerste bakje weet hij dat ik deze lekker vind. Maar bloemen heb ik nog nooit zoveel gekregen: grote bossen gladiolen en chrysanten, plukboeketten, herfstboeketten, gemengde boeketten, bloemstukjes, biedermeiers, bloeiende plantjes en droogbloemen. Persoonlijk overhandigd of aan de deur gebracht, bezorgd per post of per koeriersdienst.
Al die bloemen brengen mij terug naar een oude bron van mijn bestaan: de wannabe-hippie uit de jaren zestig met zijn love, peace and happiness, ondergedompeld in de geuren en kleuren van de flower power. Ik geeft me een goed gevoel en ik ben dankbaar voor iedere bloem die ik krijg. Bloemen zijn immers een gift uit het hart. Dat gevoel heb ik bij walnoten nooit gehad.