#WOT 19: Opluchting

Ik zette vanochtend de televisie aan en viel met mijn neus in de boter. Een reporter vertelde mij vanuit een gymnastiekzaal vol schoolbankjes, in strak gelid en anderhalve meter uit elkaar, dat over een uur de eindexamens weer gingen beginnen. En onmiddellijk was ik zelf weer terug in die oude gymzaal, vierenveertig jaar geleden, helemaal achteraan en recht onder het basketbalnetje.
Het was een lang jaar geweest, dat examenjaar. Iedere dag realiseerde ik me dat, als ik in de tweede klas niet was blijven zitten, ik nu al van die rotschool af geweest zou zijn. Schoolonderzoeken waren er nog niet, de schriftelijke en mondelinge examens waren allesbepalend. Tot de kerstvakantie ging het nog wel, maar vanaf januari liep de druk per week op. Er geen ging les meer voorbij zonder de zinsnede: Straks bij het examen ….
Ik moest en zou slagen. Het einddiploma was mijn kaartje naar de toekomst, dan kon ik eindelijk het huis uit, een kamer zoeken en gaan studeren. In die volgorde. Dus leerde ik alles uit mijn hoofd, wat er uit mijn hoofd te leren viel. Frans, Duits en Engels idioom, Griekse en Latijnse stamtijden, de geschiedenis vanaf 1870 en de wiskundige formules voor algebra. Avond na avond zat ik in drie levende en twee dode talen vertalingen te oefenen; in de trein van en naar Dordrecht nam ik de literatuurgeschiedenis sinds de Tachtigers nog maar eens door. Ik wilde niets aan het toeval overlaten en was zelfs bereid om bij het mondeling een net colbertje aan te trekken, met stropdas en zonder mopperen.
Voor de uitslag van het examen moesten wij ons verzamelen in de gang voor de lerarenkamer. In alfabetische volgorde werden de namen opgelezen van de kandidaten die gezakt waren of nog herexamen moesten doen. Deze ongelukkigen werden door de conrector afgevoerd, terwijl de geslaagden voor het eerst in hun schoolcarrière de lerarenkamer mochten betreden. Mijn naam werd op de gang niet genoemd en dus was ik geslaagd; het mislukte examen algebra was mij dus niet fataal geworden. De toekomst kon beginnen.
Maar het Sint Franciscus College liet mij niet los en bleef mij in mijn dromen achtervolgen. De trein van Dordrecht naar Rotterdam Centraal gaat niet verder dan Rotterdam Blaak, en ik moet terug naar Barendrecht. Hier vandaan moet ik naar Rotterdam-Lombardijen lopen, waar ik de bus kan nemen. Helaas is mijn treinabonnement niet geldig op de bus, en ik neem de trein terug naar Zwijndrecht. De hele nacht ben ik op reis, maar ik kom niet aan op school. Wat ga ik de rector vertellen?
Ik zit in lokaal veertien bij Latijn en ik zie dat ik alleen ben. Het lokaal is twee keer zo klein geworden, de ramen zitten op anderhalve meter hoogte en hebben tralies. Het examen Grieks is afgekeurd en ik moet herkansen; ik kan de Griekse letters niet meer lezen en ik ben gezakt. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het vijf voor drie is. Weer gaat de laatste bel en weer heb ik vierentwintig minuten de tijd om de stoptrein richting huis te halen. En al die jaren, als ik weer eens in Rotterdam kwam, kon ik het niet nalaten om even langs het oude schoolgebouw te rijden. Ik ging er zelfs steeds verder voor omrijden, en iedere keer dacht ik: de volgende keer ga ik naar binnen.
Opluchting ~ 1) Geruststelling 2) Herademing 3) Soulayement 4) Verademing 5) Verluchting 6) Verlichting
Ik parkeer mijn auto aan de achterzijde en loop om het gebouw heen, naar de docenteningang. Ik meld me bij de conciërge en zeg dat ik een oud-leerling ben, die de school nog graag een keertje van binnen wil zien. Een vriendelijke dame staat op, en zegt dat ze mij wel een rondleiding wil geven. Ze zit toch te wachten op het begin van de volgende rapportvergadering. Het is buiten vijfentwintig graden, maar met rillingen over mijn rug loop ik met haar mee door de gang, over de tegeltjes: twee rijen wit en twee rijen zwart. We lopen langs de kamer van de conrector en ik tel de lokalen af: biologie, scheikunde, Latijn, Engels, geschiedenis en aan de overkant natuurkunde op corpusculaire grondslag. Links de hoek om. Langs de oude en nieuwe gymzaal, door de garderobe met aan de linkerkant de kapstokken voor de hbs en aan de rechterkant die voor de gymnasiasten. Ik heb er zes jaar over gedaan om de kapstok voor de zesdeklassers te bereiken. Hoeveel jassen hebben hier van mij gehangen?
Via de nog verder uitgesleten trap gaan wij naar de tweede verdieping. De gang van de examenuitslag, de lerarenkamer en de kantine, waar ik toelatingsexamen deed en naar de huiswerkklas moest. De smaak van cola en koffie, klaverjassende klasgenoten, Harvest van Neil Young en de dood van Jim Morrison. Nog meer lokalen: Nederlands, Grieks en Frans. De schoolkapel, waar ik naar Jesus Christ Superstar moest luisteren, omdat de paters Franciscanen het ook even niet meer wisten. Op de derde etage ruikt het tekenlokaal nog precies hetzelfde: potloden, plakkaatverf en in de gootsteen natte doeken. Uit het wiskundelokaal is de poster van Escher verdwenen, maar aan een spijker hangt nog steeds een grote liniaal, nu van plastic.
Drie kwartier later neem ik afscheid van mijn gids en bedank haar vriendelijk. Ze heeft er geen idee van, hoe groot mijn opluchting is. De katholieke jongensschool Beukelsdijk 91, Rotterdam, is gewoon een gebouw van steen en glas, met schoolborden en slechte herinneringen. Ik heb ik mijn angst in de ogen durven kijken, en ik leef nog. Eindelijk kan ik de deur van mijn middelbare school achter me dicht doen.
En meer dan ooit begreep ik die middag niet, waarom ik zelf ook leraar was geworden.
#WOT: betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat een link achter naar je eigen blog onder het woord van die week zodat iedereen mee kan lezen.
De #WOT is bedacht door Karin Ramaker. Daarna is het overgenomen door Irene van Putten, vervolgens door Hendrik-Jan de Wit en nu dus door Martha Pelkman.
Wat ontzettend dapper! Na mijn eindexamen ben ik nog een keer op een reünie geweest. Daarna nooit meer. Het was voor mij zo’n opluchting om er nooit meer te hoeven komen. De deur is dicht en kan ook niet meer open: het oude schoolgebouw is afgebroken. Er staan nu rijtjeshuizen op de plek waar ik de ergste periode van mijn jeugd heb doorgebracht.