#WOT 20: Zingen
Vier dagen later gaat het wel weer, maar zondagochtend viel het niet mee. Ik kon moeilijk wakker worden, ik was moe en al mijn zintuigen deden zeer. Douze points weerklonk het in mijn hoofd en ik wist weer waar ik geweest was. Nee, niet te veel drank, ik had me laten verleiden tot het kijken naar het songfestival en dat was me niet goed bekomen.
Ik had het gevoel of ik in een Amerikaanse arena op de eerste rij bij een Kiss-concert was terechtgekomen en naast honderd decibel een helse vuurwerkshow over me heen had gekregen, compleet met rokende gitaren, een zwevend drumstel, raketlanceringen en vuurzuilen.
Ja, verkleedkleren waren er genoeg geweest die avond, en bijna ieder land had zijn eigen Penny de Jager-ballet meegenomen. Het ene special effect was nog specialer dan het andere, maar de consistentie van het repertoire van Kiss ontbrak volledig. Iedere drie tot vier minuten deed zich een nieuwe stijlbreuk voor en er was bijna geen lichtshowontwerper geweest die gedacht had: less is more.
Welnee, iedere keer werd er weer een volledig lichtbak aan effecten over me uitgestort, in meer kleuren dan de regenboog in zich heeft. Ik denk niet dat ik vatbaar ben voor epilepsie, want anders had ik me zondagochtend waarschijnlijk nog beroerder gevoeld. De lichteffecten en flitsen van één avond songfestival staan gelijk aan drie weken gamen, en dat zou zo gevaarlijk zijn.
Terwijl ik op de bank heftig terugverlangde naar Katinka van de Spelbrekers en mijn favoriete winnares France Gall met Poupée de cire, poupée de son, zag ik tot mijn grote verbazing, misschien wel opluchting, Italiaanse rock ‘n’ roll zegevieren. Het zou geen lijntje coke zijn geweest, maar een stukje glas dat de zanger in zijn neus wilde stoppen en al gauw bleek dat rock ‘n’ roll in Italië nog lang niet volwassen is.
De zanger bood nota bene zelf aan om een drugstest te ondergaan. Dat heb ik Keith Richards of Herman Brood nooit zien doen, ik hoor ze al hartelijk lachten. Natuurlijk was de uitslag negatief, maar ik denk dat Italië volgend jaar een brave kleindochter van Gigliola Cinquetti afvaardigt en dat Duitsland met Rammstein hoge ogen zou kunnen gooien. Ik ga die avond in ieder geval iets anders doen.
Zingen: 1) met de stem muziek voortbrengen 2) galmen 3) jodelen 4) kwelen 5) kerkelijke handeling 6) dierengeluid 7) fluiten 8) kwinkeleren
Het is natuurlijk makkelijk om kritiek te hebben op anderen, maar mij past zeker enige bescheidenheid. Mijn eigen zangcarrière is nooit goed van de grond gekomen, en naast mijn stem en zangkwaliteiten ligt dat vooral aan mijn instelling.
Al op jonge leeftijd had ik een hekel aan het zingen van teksten die ik niet begreep, en die zijn er in kinderliedjes genoeg. Harba lori fa zong hertog Jan, maar ik zong niet mee. Geen idee, wat die hertog bedoelde en ik kreeg het niet over mijn lippen. Michael row the boat ashore, maar mijn beperkte Engels kon hier geen touw aan vastknopen en mijn klasgenoten maakten er Michael row the modeshow van. Ik wachtte op het hallelujah, want dat snapte ik dan wel weer.
Aan zingen in canon had ik ook een hekel, want het eindigde altijd in een schreeuwende puinhoop. Vader Jakob had dan nog wel een begrijpelijke tekst, maar na zes keer bim bam bom had ik het wel gehad. Het kon nog erger, want de favoriete canon van onze onderwijzer moest dan nog komen. De eerste rij mocht de geweldige tekst toemba toemba toemba zingen, de tweede rij viel bij de tweede toemba in met een nieuw toemba toemba toemba en de derde rij viel een vrolijk tralala tralala trala-lala-lala-la te beurt, spoedig hierin gevolgd door rij één en twee.
Terwijl onze onderwijzer steeds drukker en roder werd en van rij naar rij sprong om de boel op te zwepen en toch in de maat te houden, zonk ik weg in plaatsvervangende schaamte en vroeg me af of je meezingen kon verplichten en hoe lang je voor deze vertoning op de kweekschool moest zitten.
Ooit deed mijn klas mee aan een zangwedstrijd voor de KRO-radio. De naam van het liedje is me ontschoten, maar het refrein is mij altijd bijgebleven. In een apart lokaal had de omroepvereniging microfoons en een bandrecorder opgesteld en wij moesten ons in volgorde van lengte opstellen, de laatste twee rijen op een bank uit het gymlokaal.
Er was een heuse pianist aanwezig, maar ook hij kon mij niet overhalen om uit volle borst petiet patat, petiet patat – als ik af en toe eens een kwartje heb, dan koop ik meteen patat – petiet patat, petiet patat te zingen. Die dag ontdekte ik de kracht van playbacken en tot mijn grote opluchting kwam onze klas niet door de voorrondes.
Hoe belandde ik dan toch op het kerkkoor? Het antwoord is eenvoudig: mijn ouders waren vooral via hun zoons kerkelijk actief en mijn beide broers waren al misdienaar. Daar was voor mij geen eer meer te behalen. De vader van mijn beste schoolvriend was toonkunstenaar en dirigent van het kerkkoor, zodat ik met zijn zoon een keertje meeging naar een koorrepetitie.
Ik ben er anderhalf jaar gebleven en het was vooral leuk om een kerkdienst vanuit de hoogte te kunnen bekijken. Je ging wel naar de kerk, maar toch met een klein gevoel van vrijheid. Het ging me alleen steeds meer tegenstaan dat er aan de koorrepetities op woensdagmiddag geen einde leek te komen. Na het voor de laatste keer oefenen van een lied volgde altijd nog een allerlaatste keer, soms zelfs gevolgd door een aller-allerlaatste keer. Ik wilde mijn vrije middag terug.
Dat ik me hierna nog een keer heb laten verleiden om in een tienerkoor te gaan zingen, was een vergissing. Want nog erger dan petiet patat was het zingen in een beatmis, het was geen beatmuziek en ook geen roomse mis. Al snel zei ik ook dit koor vaarwel en sindsdien zing ik vooral in mijn hoofd. Daar zit een behoorlijke jukebox, die voor iedere situatie wel een toepasselijk lied met de juiste woorden heeft. Kiss zit daar overigens niet tussen.
#WOT betekent Write on Thursday. Iedere donderdag publiceert alimolenaar.nl een woord waar je over mee kunt schrijven. Je kunt op ieder moment instappen.