#WOT 25: Krak

In het wondermooie lied Eva laten Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh God zeggen dat hij de dieren aan hun vel, en de vogels aan hun notenspel kent. De elpee, waarop het nummer staat, heet Picknick, het is 1968 en ik heb die jongensdroom inmiddels opgegeven. Dat zou mij nooit gaan lukken, vogels herkennen aan hun zang. Ja, mussen en spreeuwen natuurlijk wel en ook het klagende geschreeuw van meeuwen, maar om hierin onderscheid te maken tussen een zilvermeeuw of een mantelmeeuw was voor mij ondoenlijk.
Of de volière van mijn vader aan de basis van mijn liefde voor vogels stond, durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het ligt natuurlijk wel voor de hand. Zelf zou ik eerder de tabaksindustrie aan willen wijzen, want ik raakte helemaal gebiologeerd door de vogelplaatjes, die bij een oranje pakje vloeitjes zaten. Mijn ouders rookten sigaretten, maar een kennis rookte shag en iedere zondagavond bracht hij een paar plaatjes voor mij mee. Om het bijbehorende album vol te krijgen, moest ik op jacht naar vijftig verschillende plaatjes van evenzovele inlandse vogels. Natuurlijk probeerde ik op het schoolplein mijn dubbele plaatjes te ruilen, maar al gauw werd duidelijk dat wij allemaal op zoek waren naar dezelfde zeldzame exemplaren, die alleen bofkonten al hadden. Niemand ging een visarend ruilen voor een sijsje.
Een klasgenoot vertelde me, dat je ook op de markt kon ruilen en dus fietste ik met al mijn dubbele plaatjes in mijn zak de eerstvolgende zaterdagochtend naar het Scheffersplein, in het centrum van Dordrecht, tegenover V&D. Het was druk op de markt en het viel nog niet mee in de smalle paden de juiste kraam te vinden. Maar al gauw bleek dat mijn jeugdige enthousiasme grensde aan naïviteit, want de marktkoopman wilde helemaal niet ruilen, hij wilde alleen maar verkopen. Nee, hier ging ik mijn album niet vol krijgen en ik moest al mijn hoop weer vestigen op de zondagavond.
Vogels op getekende plaatjes herkennen was toch wel wat anders dan in de natuur van het park tegenover ons huis. Nog afgezien van het feit dat er in het Weizigtpark geen makkelijk herkenbare roofvogels of steltlopers te observeren waren, was de grootste moeilijkheid toch wel dat de vogels daar niet stil bleven zitten. Het verschil tussen een koperwiek en een zanglijster was in stilstand al moeilijk, laat staan in vlucht. En dat groen gekleurde vogeltje, was dat nu een sijsje, een fitis of een tjiftjaf? Er was duidelijk meer voor nodig dan die vogelplaatjes om een vogelaar te worden.
Krak ~ 1) Barst 2) Breekgeluid 3) Brekend geluid 4) Breuk 5) Dier 6) Eend 7) Geluid 8) Geluid van iets dat breekt 9) Grappige leugen 10) Klanknabootsing 11) Knakkend geluid 12) Krakend geluid 13) Scheur 14) Soort eend 15) Verzwakking 16) Vogel 17) Wilde eend
Mijn vader had een vogelgids, waarin op iedere pagina kaartjes van West-Europa stonden met zwarte vlekken, die het verspreidingsgebied van iedere soort weergaven. Dat hielp wel een beetje, want als ik dacht de kleine torenvalk te hebben zien vliegen, hielp zo’n kaartje mij onmiddellijk uit de droom. Hij kwam alleen in Zuid-Europa voor en deze zeldzame vogel kon ik dus niet aan mijn lijstje met waarnemingen toevoegen.
De gids beschreef ook het geluid dat vogels maken en ik denk dat hier het einde van mijn ornithologische droom ligt. Ik keek bij de wielewaal, waarvan ik wist dat zijn lied dudeljo was, maar de gids was het hier niet mee eens. Het was een luid, sonoor, jodelfluitend wiela-wieoo of tjuk-tjuk-wieoo. Het veel bezongen roodborstje tikte ook helemaal niet op het raam, het snikkerende snikitikitik was zijn eigen gezang. Het geluid van de merel kende ik al, dus was ik benieuwd wat het boek hiervan maakte. Ik zou het buiten niet herkend hebben, want een aanhoudend tsjink tsjink tsjink, een angstig tjoek of een ijl tsrie was niet wat ik hoorde. Tenslotte wist ik zeker dat ik het verschil tussen het zachte huwiet, luidere djieje en een onderdrukt tsif-tsif-tsif van de tiftjaf en het tweelettergrepige huwiet of soe-ie van de fitis nooit zou gaan horen. Ik ging vogels niet aan hun notenspel herkennen.
In de sloot tegenover ons huis zwemmen allerlei watervogels. En net zoals het zien van een staartmees deze mislukte vogelaar toch nog steeds een warm gevoel geeft, ben ik ook altijd weer blij als ik uit mijn raam een kuifeend zie. Toen ik laatst met diezelfde oude vogelgids in de hand zag dat de onbekende eenden, die die ochtend voorbij dobberden, krakeenden waren, werd ik toch weer even nieuwsgierig naar de beschrijving van hun geluid. Ik had het kunnen weten, want het was natuurlijk geen krak, maar een luid kwaaak, kwaak-kwak-kwak-kwak in een aflopend diminuendo. De krakeend is dus eigenlijk een kwakeend.
Was het gek dat op dat moment Little Richard in mijn hoofd a-wop-bop-a-loo-lop-a-lop-bam-bom ging zingen? Ik liep naar mijn cd-speler en zette Dong-dong-diki-digi- dong van de Golden Earrings nog maar eens op.
WOT betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat bij Martha een link achter naar je eigen blog.
Je verhaal doet me denken aan twee schitterende conferences waarbij ik altijd de slappe lach krijg. De eerste is de klassieker: de ornitholoog van Toon Hermans.
https://www.youtube.com/watch?v=x3UDctkmriQ
De tweede is van Bert Visser en die heet Peterson’s vogelgidsje:
https://www.youtube.com/watch?v=HRgpFVtFOh0
Beiden het bekijken waard! Maar jij kent ze waarschijnlijk al.