#WOT 27: Moeten
Voor de pinautomaat lag een scheve stoeptegel die mijn vader zijn evenwicht deed verliezen. Hij brak zijn heup, kwam in het ziekenhuis terecht en moest ter revalidatie naar een verpleeghuis. En zo kwam ik na veertig jaar weer terug in de inmiddels niet meer nieuwbouwwijk, tegenover het winkelcentrum waarin de jaren zestig voor mij echt begonnen waren. Ik kocht er mijn eerste single en mijn eerste viltstiften, kreeg er mijn eerste bril en ontdekte er de frikandel met mayonaise. Bij het nieuwe fenomeen supermarkt kreeg je bij sommige producten een speldje en het was er heel eenvoudig een rolletje drop in je zak te steken.
Aan de andere kant van het verpleeghuis lag een herenhuis met trapgevels en een torentje, kasteel Crabbehoff, waaraan de wijk zijn naam ontleend had. Ooit had het te midden van de weilanden en akkers van het Eiland van Dordrecht gelegen, nu werd het geflankeerd door flatgebouwen van drie of vier etages hoog. Het kasteeltje had ook een koetshuis, waarin het hoofdkwartier van de zeeverkenners gevestigd was. Hier, en bij het jeugdkoor van de kerk, speelde mijn inburgering in de nieuwe wijk zich af. Dit gebeurde na het huisbezoek van de bouwpastoor, die zijn parochianen van het houten noodgebouw, onderaan de Zuidendijk, naar de driehoekige kerk met open klokkentoren aan het einde van de Thorbeckeweg bracht, de Kerk van de Verrezen Christus.
Na de eerste beatmis had ik het koor vaarwel gezegd, want dat was noch vlees noch vis, en met het opkomen van het protest tegen de Vietnamoorlog groeide mijn afkeer van de hiërarchische structuur van de verkenners. Ik weigerde nog langer mijn uniform te dragen en na een corrigerend bedoeld huisbezoek van de schipper nam ik ook afscheid van de nautische knopen en de lelievletten. Spelen op straat deed ik toen al niet meer, zodat buiten schooltijd mijn enige contact met de buitenwereld de zwemvereniging en de transistorradio van mijn broer waren. Samen maakten we huiswerk bij Hits uit zee van Radio Veronica of draaide ik, als ik alleen thuis was, beneden in de huiskamer singles van de Beatles, de Kinks of de Who.
Moeten ~1) Behoeven 2) Behoren 3) Believen 4) Blieven 5) De plicht hebben 6) Dienen 7) Dioenen 8) Dwang 9) Gedwongen worden 10) Gedwongen zijn 11) Hoeven 12) Horen 13) Hulpwerkwoord 14) Lusten 15) Moet 16) Motten 17) Nodig zijn 18) Noodzakelijk 19) Noodzakelijk zijn 20) Noodzaken 21) Onvermijdelijk zijn 22) Verlangen 23) Verplicht 24) Verplicht zijn
Hendrik Coenraad Dresselhuys was een liberaal politicus uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, en onze straat was naar hem vernoemd. Het had erger gekund, want ook Johannes Kappeyne van de Coppello, Rudolph Slotemaker de Bruïne en jonkheer Charles Joseph Marie Ruijs de Beerenbrouck waren vernoemd in het stratenplan van de wijk. De Dresselhuysstraat mocht dan altijd nog wel een stuk eenvoudiger klinken dan de De Savornin Lohmanweg of de Groen van Prinstererweg, maar ik had toch de voorkeur gegeven aan de Talma- of Nolensweg, straatnamen waarvan de spelling eenduidig was en die niet regelmatig de vraag opriepen hoe ze geschreven werden.
Die Dresselhuysstraat bestond uit tien huizen met een plat dak, tegenover een katholieke jongensschool, de Don Boscoschool, waar ik mijn laatste lagere schooljaar doorbracht. Als ik ’s ochtends de schoolbel hoorde, had ik nog tijd genoeg om niet te laat te komen en tijdens het speelkwartier zette ik de flessen melk en yoghurt, die de melkboer in een rekje voor de voordeur had achtergelaten, even in de koelkast. Dat mocht, want mijn moeder werkte immers. Op het briefje met de bestelling voor die dag, ’s ochtends achtergelaten in een lege fles, stond het verschuldigde bedrag voor die dag. Op zaterdagochtend werd alles afgerekend.
Wij woonden op nummer acht en vijf huizen verder woonde een jongen, waar ik vol bewondering tegenop keek. Hij had alles wat ik voor mezelf beschouwde als een succesvolle toekomst: lang haar, een brommer en een vriendin. Toen ik mijn vader over hem en zijn vriendin hoorde zeggen dat ze het eens hadden willen proberen, maar dat ze het al konden, begreep ik aanvankelijk niet waar hij het over had. Maar al snel ging het verhaal door de straat dat het meisje in verwachting was en dat ze moesten trouwen. Hij stopte met school en ging werken, en van dat stelletje zou waarschijnlijk niet veel meer terechtkomen. Daarover was de hele straat het wel eens.
Wat seks precies inhield wist ik nog lang niet, maar de katholieke kerk had ik dus niet nodig om mij voor de eerstkomende jaren duidelijk te maken dat seks gevaarlijk was en alleen in een huwelijk thuishoorde. Eigenlijk waren meisjes dus gevaarlijk en eindelijk begreep ik waarom ik tot dan toe altijd op een school met alleen maar jongens gezeten had en waarom de meisjes van de zwemvereniging altijd aan de overkant stonden. Dat gelukkig getrouwd zijn ook geen vanzelfsprekendheid was, begreep ik uit de woorden, die onze buurvrouw haar zoon uit de keukendeur nariep: Je bent al net zo’n boerenlul als je vader! Nee, voor meisjes was er voor mij in die nieuwbouwwijk nog geen plaats, dat ging nog wel even duren.
WOT betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat bij Martha een link achter naar je eigen blog.