#WOT 41: Spookhotel

Het was een enigszins ontmoedigend bord, dat je net ten zuiden van Parijs vertelde dat het nog meer dan vijfhonderd kilometer naar Lyon was. Het gaf aan dat je er sinds de vroege ochtend al minstens vijfhonderd had afgelegd, maar nog niet eens op de helft was.
Maar aan de andere kant: Parijs was achter de rug en vanaf dat moment zou het steeds meer op vakantie gaan lijken. De graffiti langs de wegen door de voorsteden zou weldra plaats maken voor golvende graanvelden, die aan het einde van de middag afgewisseld gingen worden door goudgele akkers vol zonnebloemen. Bij de benzinestations langs de autoroute verschenen tussen de streekproducten de eerste Cantaloupe-meloenen en de achterbank was nog steeds rustig te houden door de belofte van nog een ijsje bij de volgende stop.
De vakantieroute naar het zuiden van Frankrijk heb ik wel zo’n vijftien keer gereden, zodat het onvermijdelijk was dat er zich vaste rituelen ontwikkelden. Dat begon thuis al bij het inpakken van de auto. Terwijl de kinderen naar het winkelcentrum gingen om snoep voor onderweg te scheppen, was ik buiten bezig om kofferbak en dakkoffer zo efficiënt mogelijk in te pakken en liep mijn vrouw heen en weer tussen wasmachine en strijkplank om alles schoon en ingepakt te krijgen. Twee dagen lang spraken we elkaar nauwelijks en wisselden we alleen dienstmededelingen uit.
Nadat mijn oudste dochter ’s ochtend heel vroeg de laatste restjes yoghurt en vanillevla had opgegeten, zodat er in de koelkast geen melkproducten achterbleven, daalde er bij het uitrijden van de straat een weldadige rust over papa en mama, slechts onderbroken door vragen als: Je hebt de gaskraan toch wel dichtgedraaid? en: Je bent mijn paspoort toch niet vergeten?
Die rust duurde minstens tot aan de Franse grens, tenminste als we via Parijs reden. Dan wilde ik voor zeven uur toch wel Lille voorbij zijn, want aan de ochtendspits rond Rotterdam had ik dat afgelopen schooljaar meer dan genoeg gehad.
De eerste stop, bij de eerste aire de repos langs de tolweg, markeerde voor mij iedere keer weer het officiële begin van de vakantie. De koffie uit de thermoskan smaakte een stuk beter dan de automatenkoffie in de lerarenkamer, natuurlijk waren er broodjes en krentenbollen en voor de kinderen was er een koelbox vol appelsap en jus d’orange. Ik was weer de vakantieman, die uit volle borst riep: Goedemorgen Frankrijk!
Voor ons lagen nog duizend kilometer asfalt en als beloning ruim twee weken vakantiepret, en we hadden er allemaal zin in. Na een minuutje of twintig installeerden de kinderen zich weer op de achterbank, met walkman of gameboy, en daalden af naar het lagere niveau van bewustzijn dat hen door de reisdag moest loodsen.
Via Parijs rijden was altijd spannend, want op welk tijdstip van de dag je er ook arriveerde, het was er altijd druk. Op de Boulevard Périférique wilde ik niet terechtkomen, dus zat mijn vrouw met de doorgaande routekaart van de ANWB op haar schoot om ons over de Francilienne te loodsen, de sluiproute die met een grote boog om Parijs heen ging. In de berm waren de bordjes Francilienne duidelijk, maar de routeaanduiding verre van dat, zodat het mij nog steeds verbaast dat het met stressmomenten in plaats van een tom-tom toch iedere keer weer lukte om de verlossende blauwe borden Bordeaux en later Orléans te passeren.
Spookhotel ~ gastenverblijf waarvan gezegd wordt dat er vreemde verschijningen, zogenaamde spoken of geesten, verblijven.
De kortste afstand tussen twee punten is een rechte lijn, dus liep thuis op de bank de meest logische route naar Narbonne via de Auvergne, langs Bourges en Issoire. Aan de hoogteverschillen had ik niet gedacht en dus nam de reis veel meer tijd in beslag dan ik had verwacht. Millau zou ik die dag niet meer halen, en Narbonne al helemaal niet. Na ruim duizend kilometer in een steeds warmere auto hield ik het voor gezien en toen bij Clermont-Ferrand het logo van een Ibis-hotel verscheen, verliet ik de autoroute. Dit was genoeg voor één dag.
Ditmaal lag het hotel niet in een buitenwijk of op een industrieterrein, maar gezellig naast een grote begraafplaats. Het kerkhof had jaren geleden ongetwijfeld buiten de stad gelegen, maar was inmiddels opgenomen in de rafelranden van de stad met het prachtige uitzicht op de groene contouren van de machtige Puy de Dôme. Het was misschien wel een beetje een raar idee om naast al die dode mensen te moeten gaan slapen, maar de vermoeienissen van de reisdag deden zich gelden en, kerkhof of niet, we sliepen die nacht allemaal als rozen.
Een korte nacht, want ik had besloten om de reiswekker op vier uur te zetten. Millau, toen nog zonder viaduct, was een berucht knelpunt op de route. Al het verkeer moest zich door de stad in het dal een weg banen, om via een oude brug de rivier de Tarn over te steken. Vrijwel direct na de brug ging de weg weer steil omhoog en werd de snelheid bepaald door vrachtwagens en caravans, zodat er bijna dagelijks kilometerslange files ontstonden. Dat wilde ik in alle vroegte voor zijn.
De nachtportier keek ons aan of we spoken waren. Het was half vijf, buiten was het nog donker en er werd nog geen ontbijt geserveerd. Daar stond voor zijn balie een Nederlands echtpaar met vier kinderen, klaar om op een lege maag te vertrekken. Hij begreep er niets van en schudde met zijn hoofd. Maar toen we onder de slagboom van het parkeerterrein door reden, was het in de auto lekker koel en ging de reis verder. De kinderen vielen op de achterbank weer in slaap en toen ze wakker werden lag Millau al achter ons. In de berm hoorden we de eerste krekels en ontbijten met een zakje chips was zo gek nog niet.
WOT betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat bij Martha een link achter naar je eigen blog.
Liep de weg stijl omhoog?
Dank je, Makx. Stijl lijkt steiler dan steil, maar het was natuurlijk een ‘slip of the pen.