#WOT 43: Wollig
Mijn moeder kon heel goed breien, maar ze had een hekel aan wollig taalgebruik. Haar tong kon scherp zijn als de punten van haar breinaalden, ze legde graag de vinger op de zere plek en schuwde de waarheid niet. Tenminste, haar eigen waarheid, ingekleurd als deze was door haar oorlogsverleden en de erfelijke spierziekte van twee van haar kinderen.
Als geen ander kon zij kabels in truien leggen en het zou zo maar kunnen dat ik mijn voorliefde voor kleuren en patronen van haar geërfd heb, naast het geduld om urenlang, steek na steek, vlak na vlak, geconcentreerd naar een eindresultaat toe te werken. Zelfs mijn handschrift lijkt soms op het hare, als mijn rechterhand even de schrijflessen vergeet die ik mijn vingers heb opgelegd om los van mijn erfelijkheid te komen en als uniek individu mijn leven te leiden. Wat nog niet meeviel, want ook in stilte kon mijn moeder haar ongenoegen feilloos op me overbrengen.
Mijn vader schreef met lelijke maar doelgerichte hanenpoten, voor een deel te wijten aan het gegeven dat hij linkshandig opgroeide in een ultrarechtse tijd. De liniaal van de onderwijzer maakte hem ambidexter, maar als het niet om letters of cijfers ging vergat ook hij zijn schrijflessen. De twee maanden die hij in het najaar van 1941 in Kamp Amersfoort doorbracht zijn hem ook altijd bijgebleven.
Net als mijn moeder kon hij scherp uit de hoek komen, voor mensen naar de mond praten had hij geen talent. Maar in tegenstelling tot zijn vrouw schoot hij met losse flodders en had er geen idee van dat hij met zijn woorden iemand kon kwetsen. Volgens hem was zijn directheid inherent aan het slagersvak, daar was geen ruimte voor tere zielen.
Maar zelfs zijn eigen vader had hem liever niet achter de toonbank van de slagerij, want klantvriendelijkheid was hem niet op het lijf geschreven. Liever draaide hij de rollen van klant en koning om. Dienstbaar is hij eigenlijk alleen geweest aan zijn twee gehandicapte kinderen, en daarin is hij behoorlijk doorgeschoten.
Wollig = 1) bedekt 2) onduidelijk 3) verdoezelend 4) verhullend en nietszeggend 5) wolachtig
Ik lijk op mijn vader, in ieder geval uiterlijk. Lang heb ik hier niets van willen weten, en die twee zinnen in een psychologisch rapport uit 2006 vatten dit voldoende samen: Er is veel pijn, woede en agressie merkbaar aangaande zijn vader. Deze emoties worden echter afgeweerd.
Ik was al een beetje geschrokken van een foto uit Ierland, waar ik trots met een nieuwe pet op sta. Ik had er niet aan gedacht dat mijn vader ’s winters ook altijd een pet droeg, en de treffende gelijkenis tussen ons beiden gaf me een onprettig gevoel. Vanaf dat moment is mijn besef van onze uiterlijke overeenkomst alleen maar gegroeid en regelmatig heb ik terug moeten denken aan de mij onbekende neef van mijn vader, die op zijn begrafenis tegen me zei: Jij moet een zoon van Lieuwe zijn.
Ontkennen heeft dus allang geen zin meer, sterker nog, het proces zet zich door. Tegenwoordig kom ik mijn vader zelfs in sommige van mijn handelingen tegen, en ook mijn gedachten hebben regelmatig moeite met het blijven volgen van een gemeenschappelijk gesprek. Net als hij kan ik slecht tegen rommel en begin ik liever met de afwas dan dat ik natafel. Mijn geduld met mensen en wollige woorden, met talkshows en praatprogramma’s, krijgt langzaam maar zeker trekjes van zijn ongeduld.
Erfelijkheid is een soort legpuzzel en eigenlijk weet ik al van jongs af aan dat ik meer een Koopmans dan een Schaafsma ben. Bij de familie van mijn vader voelde ik me net iets meer thuis en kon ik meer van mijn puzzelstukjes neerleggen. Maar het hart van mijn puzzel had ik nooit compleet kunnen krijgen zonder te kijken naar het gezin waarin mijn moeder opgroeide, de familie Schaafsma dus. Natuurlijk deel ik meer met haar dan gevoel voor patronen en concentratie en, zoals gezegd, had ook zij trekjes die ik liever niet in mij heb.
Sinds 2006 weet ik dat ik de erfelijke spierziekte van mijn broer en zus in ieder geval niet met mij meedraag en dus ook niet doorgegeven kan hebben aan mijn kinderen en kleinkinderen. Mijn moeder en zus waren toen al overleden, mijn vader en broer voelden zich erg ongemakkelijk toen ik hen dit vertelde, in de veronderstelling dat zij mijn opluchting zouden delen. Maar ik was een scheidslijn overgetrokken en had me losgemaakt van wat ons hele gezin al bijna vijftig jaar in een verstikkende greep hield. De band tussen ons zou nooit meer dezelfde zijn.
Aan Papa van Stef Bos heb ik al dertig jaar een hekel. Nee, ik wil niet steeds meer op mijn vader lijken en zijn woorden hoeven zeker niet op mijn lippen te liggen. De afgelopen weken kwam het jubilerende lied regelmatig voorbij en tot mijn eigen verbazing is de afkeer van de tekst iets minder geworden.
Misschien krijg ik zijn trekken om mijn mond, zijn rimpels op mijn handen en sommige van onze rituelen lijken inderdaad op elkaar. Maar wat ik ook van mijn vader geërfd heb, het gen met de Ataxie van Friedreich gelukkig niet. En inmiddels besef ik me dat ook ik mijn eigen waarheid heb, ingekleurd door alles wat dan weer achter mij ligt.
Maar van het voorbeeld van mijn ouders heb ik wel geleerd om soms mijn mond te houden, in de wetenschap dat het ene gelijk het andere niet uitsluit. Bovendien rust er geen erfelijke belasting op het nemen van beslissingen en krijg ik telkens weer de kans om te laten zien dat verpakking en inhoud, dat kind en badwater verschillende dingen zijn.
Ik zie uit naar de dag dat ik van mezelf hierin niets meer hoef te bewijzen en kan berusten in het verdriet over dit alles.
#WOT betekent Write on Thursday. Iedere donderdag publiceert alimolenaar.nl een woord waar je over mee kunt schrijven. Je kunt op ieder moment instappen.