#WOT 48: Vooroordeel

Mijn vrouw heb ik niet ingeruild voor een jonger exemplaar, mijn motorrijbewijs heb ik ook niet gehaald, maar ik heb wel flink last gehad van een midlifecrisis. Of was het een burn-out? In ieder geval was ik de weg goed kwijt, en het heeft wel een jaartje of tien geduurd voordat ik weer back on track was. Of dat dezelfde route is als voorheen, is nog maar de vraag, want mijn waardensysteem is behoorlijk intact gebleven, maar veel normen hebben deze periode niet overleefd.
Het eerste voorteken van deze crisis was de groter wordende kloof tussen werk en vrije tijd. In de zomervakantie wilde ik steeds langer uit Nederland wegblijven en ieder jaar kostte het me meer moeite om weer terug in het gareel te raken. Jaarlijks hoogtepunt waren de zomerse avonden op de camping, het dieptepunt waren de donkere ochtenden in de file op de ring rond Rotterdam.
Helaas vlogen die zomervakanties voorbij en duurden de dieptepunten de hele winter.
Mijn muzikale voorkeur werd langzaam maar zeker somberder. Melancholie en zwartgalligheid verdreven mijn van oudsher toch wel opgeruimde aard. De Beatles bleven in de kast staan en steeds vaker klonk de oude zware stem van Leonard Cohen in de huiskamer. The world is turning, I hope it won’t turn away, zong Neil Young, en ik zong instemmend met hem mee. Bovendien vond ik nieuwe muzikale metgezellen, want gloom and doom waren in de muziek van het laatste decennium van de vorige eeuw ruim voorradig.
Wanneer je met jezelf in de knoop zit en je het idee hebt, dat niemand je dagelijkse strijd begrijpt, luister dan naar Disintegration van de Cure. De openingszin I think it is dark and it looks like rain zet onmiddellijk de toon, die zich moeiteloos handhaaft tot aan de allerlaatste klank. Niemand begrijpt je beter dan zanger Robert Smith. Of het moet Richard Ashcroft van de Verve zijn, die trefzeker zijn vinger op de zere plek legt:
‘Cause its a bittersweet symphony, this life, try to make ends meet.
You’re a slave to the money then you die.
Praten helpt, zeker als je iemand vindt die je bereidheid tot praten stimuleert. Of het nu dit professionele steuntje in de rug was, of dat het geloof in mijzelf langzaam terug aan het komen was, weet ik niet. Maar op een ochtend hoorde ik, in afwachting van de dagelijkse filemeldingen, George Michael uit een ander vaatje tappen:
But today the way I play the game has got to change, oh yeah,
now I’m gonna get myself happy.
En ineen was er, tussen alle auto’s op een donkere A20, het voorzichtige besef: niemand anders kan mij gelukkig maken, dat moet ik zelf doen, dat gá ik zelf doen.
Vooroordeel ~ Waarneming van gedrag of persoonlijkheid van anderen wordt gekleurd door vooropgezette verwachtingen van dat gedrag, op grond van het uiterlijk, de sekse, de leeftijd, de sociale klasse, de etnische groep waartoe die ander behoort. Vooroordelen kunnen gevormd zijn door eigen positieve of negatieve ervaringen met leden van zulke groepen.
Het keerpunt: Freedom ’90, van de cd Listen without prejudice, volume 1. Een intrigerende titel, want over welk vooroordeel had George het? Niet langer een tieneridool, met een vaste plaats op de muur van menig meisjeskamer, maar als songwriter niet serieus te nemen? En welk vooroordeel stond ons in deel twee nog te wachten? Bereidde hij ons alvast voor op zijn coming out, acht jaar later?
Het hoogtepunt van 2011 was voor mij ongetwijfeld het concert van George Michael in een uitverkochte Rotterdamse Ahoyhal, dat ik samen mijn dochter bijwoonde. Zij, meer van for the feet en duidelijk jonger dan de meeste vrouwelijke fans om ons heen, ik meer van for the heart en beduidend ouder, maar met z’n allen genietend van Freedom ’90 en I’m your man.
De vooroordelen hadden het millennium niet overleefd. Ik wel.
#WOT: betekent Write on Thursday. Iedere donderdag verschijnt er een woord waarover je iets kunt schrijven, vloggen of ploggen. Laat een link achter naar je eigen blog onder het woord van die week zodat iedereen mee kan lezen.
De #WOT is bedacht door Karin Ramaker. Daarna is het overgenomen door Irene van Putten, vervolgens door Hendrik-Jan de Wit en nu dus door Martha Pelkman.